SV | Maar Joas, de koning van Juda, nam al de geheiligde dingen, die Josafat, en Joram, en Ahazia, zijn vaderen, de koningen van Juda, geheiligd hadden, en zijn geheiligde dingen, en al het goud, dat gevonden werd in de schatten van het huis des HEEREN, en van het huis des konings, en zond het tot Hazael, den koning van Syrie; toen trok hij op van Jeruzalem. |
WLC | וַיִּקַּ֞ח יְהֹואָ֣שׁ מֶֽלֶךְ־יְהוּדָ֗ה אֵ֣ת כָּל־הַקֳּדָשִׁ֡ים אֲשֶׁר־הִקְדִּ֣ישׁוּ יְהֹושָׁפָ֣ט וִיהֹורָם֩ וַאֲחַזְיָ֨הוּ אֲבֹתָ֜יו מַלְכֵ֤י יְהוּדָה֙ וְאֶת־קֳדָשָׁ֔יו וְאֵ֣ת כָּל־הַזָּהָ֗ב הַנִּמְצָ֛א בְּאֹצְרֹ֥ות בֵּית־יְהוָ֖ה וּבֵ֣ית הַמֶּ֑לֶךְ וַיִּשְׁלַ֗ח לַֽחֲזָאֵל֙ מֶ֣לֶךְ אֲרָ֔ם וַיַּ֖עַל מֵעַ֥ל יְרוּשָׁלִָֽם׃ |
Trans. | 12:19 wayyiqqaḥ yəhwō’āš meleḵə-yəhûḏâ ’ēṯ kāl-haqqŏḏāšîm ’ăšer-hiqədîšû yəhwōšāfāṭ wîhwōrām wa’ăḥazəyâû ’ăḇōṯāyw maləḵê yəhûḏâ wə’eṯ-qŏḏāšāyw wə’ēṯ kāl-hazzâāḇ hanniməṣā’ bə’ōṣərwōṯ bêṯ-JHWH ûḇêṯ hammeleḵə wayyišəlaḥ laḥăzā’ēl meleḵə ’ărām wayya‘al mē‘al yərûšālāim: |
Maar Joas, de koning van Juda, nam al de geheiligde dingen, die Josafat, en Joram, en Ahazia, zijn vaderen, de koningen van Juda, geheiligd hadden, en zijn geheiligde dingen, en al het goud, dat gevonden werd in de schatten van het huis des HEEREN, en van het huis des konings, en zond het tot Hazael, den koning van Syrie; toen trok hij op van Jeruzalem.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Maar Joas, de koning van Juda, nam al de geheiligde dingen, die Josafat, en Joram, en Ahazia, zijn vaderen, de koningen van Juda, geheiligd hadden, en zijn geheiligde dingen, en al het goud, dat gevonden werd in de schatten van het huis des HEEREN, en van het huis des konings, en zond het tot Hazael, den koning van Syrie; toen trok hij op van Jeruzalem.
____Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!